Screening naar verhoogde stollingsneiging.
APTT
PT (INR)
Proteïne S, Proteïne C
Antitrombine
Lupus anticoagulans
Cardiolipine antistoffen
Beta-2 glycoproteïne I antistoffen
Factor V LEIDEN mutatie
Protrombinegen variant (Factor II genmutatie)
APC resistentie
Homocysteïne (moet dacht ik op ijs worden bewaard)
Plasminogeen
Fibrinogeen
D-dimeren
Factor VIII
Bijkomende info
· Antitrombine III (gedaalde antitrombine activiteit kan gepaard gaan met heparine resistentie) MAAR interferentie door heparine en LMWH therapie en ook majeure chirurgie of een recent trombotisch event kunnen verworven daling van antitrombine III geven dus dit moet buiten de acute fase. In sommige assays kunnen FXa inhibitoren zoals Eliquis ook interfereren.
· Factor VIII (interferentie door standaard heparine (niet door LMWH) + dit is een acuut fase reactans dus ook buiten acute fase te bepalen!)
· Proteïne C (interferentie door orale anticoagulantia; vals verlaagde waardes mogelijk als acute fase reactie en bij acute trombose) dus buiten acute fase te bepalen
· Proteïne S (interferentie door orale anticoagulantia inclusief Eliquis; vals verlaagde waardes mogelijk als acute fase reactie en bij acute trombose) dus buiten acute fase te bepalen
· APC resistentie (interferentie door standaard heparine mogelijk ; LMWH geven geen interferentie; Eliquis kan mogelijks ook interferentie geven)
· Cardiolipine antistoffen (geen interferenties door anticoagulantia)
· Lupus anticoagulans: interferentie zowel door heparine, eliquis en anti-vitamine K therapie
· Factor II genmutatie (geen interferentie door antico)